Na de documentaire van Labyrint; “De bijbel van de psychiatrie” voel ik me nog meer gesteund in mijn opvatting over het stellen van diagnoses. Uit deze documentaire blijkt dat aan de beschreven ‘stoornissen’ in de DSM geen enkel wetenschappelijk bewijs ten grondslag ligt. De richtlijnen voor het stellen van diagnoses worden opgesteld door klinischi die met elkaar een beeld van bepaalde problematiek vormen.

Wat betekent dit dan voor kinderen en jongeren die op in een bepaalde leeftijdsfase vastlopen en door een psychiater en/of GZ psycholoog worden beoordeeld? Hun uiterlijk waarneembare gedrag wordt bekeken en wanneer dit gedrag in een door klinischi vastgesteld beeld past en daarmee voldoet aan de beschrijving van de ‘stoornis’ wordt er een diagnose gesteld. Dit uiterlijk waarneembare gedrag wordt door veel meer factoren bepaald dan alleen kind-eigen-problematiek. Zeker als een kind in de puberteit zit. Een in basis sensitief en verlegen kind, heeft veel meer bevestiging en zekerheid van zijn omgeving nodig dan zijn zelfbewuste leeftijdsgenoot. Als dit uitblijft raakt dit kind verstrikt in gedrag waarmee het zijn eigen veiligheid creëert.

De mate waarin de behoeften van kinderen en jongeren door de omgeving worden herkend en vervuld, maken of deze kinderen tijdens hun levensloop al dan niet gedrag gaan vertonen dat aan het pathologische grenst. Er is dus een basis gedragsstructuur en of het zich wel of niet gezond ontwikkeld, is afhankelijk van de interactie met de omgeving. Door het stellen van diagnoses, wordt het kind uit zijn context gehaald en raakt dit kind geïdentificeerd met zijn gedrag. De ervaring van angst wordt een angststoornis en het verzet tegen heersende opvatting of kaders gezien als een oppositionele gedragsproblemen. De boodschap die het kind met zijn gedrag afgeeft wordt weggeduwd door dit als stoornis weg te zetten en het daarmee teniet te doen.

Ieder mens is uniek, ieder kind is uniek en heeft dan ook een eigen karakter én daarmee eigen behoeften die het vervullen wil. Door hier oog voor te hebben, dat wil zeggen de kinderen en jongeren in hun behoefte serieus nemen, zorgt ervoor dat veel minder kinderen, jongeren en uiteindelijk ook volwassenen vervallen in ongezond/pathologisch gedrag. Gedrag is nodig om bewust te worden van wie je bent en wat je beweegt. Ons gedrag laat de onbewuste motieven zien die ons in het leven drijven. Destructief gedrag moet daarom niet vastgelegd worden in diagnoses, maar omgebogen in doelmatig en functioneel gedrag. Er is in ieder mens voldoende gezond potentieel aanwezig dat uitgebouwd kan worden.

Steun kinderen en jongeren daarom veel meer in de bewustwording van hun gedrag en zie ze in hun mogelijkheden. Als zij én hun ouders de diepere drijfveren van hun gedrag leren doorgronden, kunnen ze kiezen voor wie ze willen zijn. Dat is niet alijd een makkelijke weg, maar deze kijkwijze zorgt er wel voor dat veel meer jongeren zich gehoord en gerespecteerd voelen, waardoor zij hun waardevolle boodschappen makkelijker in de wereld kunnen uitdragen.