Over meervoudige problemen in de zorg
Joris woont op een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Naast een verstandelijke beperking is bij Joris de diagnose ‘autisme’ gesteld. Hij is extreem angstig, komt niet of nauwelijks buiten en is verbaal en fysiek agressief naar zijn begeleiders. Het wordt steeds moeilijker voor hen om Joris te verzorgen of te begeleiden bij de dagelijkse activiteiten. Joris zit regelmatig alleen op zijn kamer maar, als hij alleen op zijn kamer zit, ziet hij beestjes. Hij schreeuwt dan dat ze overal zijn, wordt overvallen door zijn angst en verwond zichzelf.
De begeleiders weten niet meer wat ze met Joris aan moeten. Het is voor hen niet duidelijk waar zijn gedrag vandaan komt. Een psychiater heeft onlangs nog de diagnose ‘paranoïde schizofrenie’ gesteld, maar hoe dit zich verhoudt tot de eerdere diagnose van autisme gecombineerd met zijn verstandelijke handicap is voor hen niet duidelijk
De problematiek van Joris wordt van buitenaf benaderd. Het gedrag is gediagnosticeerd en vanuit de diagnose wordt gezocht naar een aanpak. Voor mensen als Joris, wiens gedrag in meerdere diagnoses te vangen is, wordt het daardoor lastig om tot een passende begeleidingsstijl te komen. Door uit te gaan van het punt tot waar de ontwikkeling van Joris gezond is verlopen, ontstaat er weer perspectief op de situatie. Joris functioneert verstandelijk op een leeftijd van 2 jaar en 4 maanden en heeft een sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijd van 1 jaar en 2 maanden. Kinderen in deze ontwikkelingsleeftijd hebben nabijheid nodig, zijn nog sterk verweven met de emoties van hun opvoeder en onderzoeken de effecten van hun gedrag op de omgeving.
Het gedrag van Joris laat zien dat hij overvraagd wordt. Hij krijgt niet waar hij behoefte aan heeft en zijn gedrag is nodig om deze behoeften alsnog te vervullen. Het zien van beestjes maakt de angst voor het alleen zijn duidelijk, terwijl het schreeuwen en de zelfverwonding zorgt voor nabijheid van de begeleiding.
Om dit destructieve patroon te doorbreken, wordt de begeleidingsstijl aan zijn ontwikkelingsleeftijd en behoeften aangepast. Dit betekent dat de begeleiders Joris, gedurende de dag, veel meer nabijheid bieden. Zij stralen geruststelling en vertrouwen uit, waardoor Joris rustiger wordt. Zodra Joris schreeuwt of agressief wordt, blijven zijn begeleiders bij hem en geven hem voldoende vertrouwen om toch te doen waar Joris angstig van was geworden.
Door deze aanpak krijgt Joris steeds meer vertrouwen. Hij durft zijn omgeving weer wat meer te onderzoeken en schreeuwt bijna niet meer dat hij beestjes ziet. De begeleiding sluit aan bij zijn ontwikkelingsniveau waardoor het makkelijker wordt om Joris te begeleiden en verzorgen. Ook komen de leuke kanten van Joris komen veel meer naar buiten. Hij gaat regelmatig bij zijn begeleiders zitten met een tijdschrift en benoemt dan wat hij op de plaatjes ziet. Door deze nieuwe aanpak is Joris makkelijker te benaderen en wordt het voor de begeleiders steeds leuker om met Joris om te gaan. Een opwaartse spiraal is ingezet